Add New Row Edit ElementClone ElementAdvanced Element OptionsMoveRemove Element [text_block style=”style_1.png” align=”left”] NLP Trainers Training deel I [/text_block] [text_block style="style_1.png" align="left"]<h3>NLP Trainers Training deel I</h3>[/text_block] Add Element Add New Row Edit ElementClone ElementAdvanced Element OptionsMoveRemove Element [text_block style=”style_1.png” align=”left”] 5% Question 1 of 20 1. Wat is het effect van dissociatie? A. Het effect van dissociatie is dat je beter kunt nadenken. B. Het effect van dissociatie is dat kinesthetische sensaties afnemen. C. Het effect van dissociatie is dat kinesthetische sensaties toenemen. D. Het effect van dissociatie is dat je sneller de veranderingen kunt maken bij het werken met submodaliteiten Question 1 of 20 Question 2 of 20 2. De NLP Attitude is? A. Nieuwsgierigheid, flexibiliteit, en het vermogen tot zelfreflectie B. Mensen zoveel mogelijk willen veranderen uit ecologisch oogpunt C. Uitzoeken wat de reden is van mensenlijk gedrag D. Zoveel mogelijk mensen proberen te overtuigen van jouw doel Question 2 of 20 Question 3 of 20 3. De non-verbale kenmerken van auditieve mensen zijn: A. Veel interne dialoog, Horen wat anderen tegen hen zeggen, Commentaar geven op zichzelf B. Ogen zijwaarts, Ademen vanuit midden, Praten in zichzelf ,Afgeleid door geluiden, Leren door luisteren Bewegen langzamer C. Diepe ademhaling Bewegen langzaam Fysieke aanraking, “Voelen” anderen aan, Het voelt goed, Herinneren met fysiek gevoel D. Hoofd rechtop, Ogen naar boven, Snelle krachtige bewegingen, Hoge ademhaling ,Puntje van de stoel, Zien beelden Question 3 of 20 Question 4 of 20 4. Waarom is de breakstate in de Swish belangrijk A. De breakstate zorgt ervoor dat de interventie luchtig blijft. B. De breakstate zorgt ervoor dat het beeld van het gewenste gedrag niet een anker wordt het ongewenste gevoel en dus een trigger voor het ongewenste gedrag C. De breakstate zorgt ervoor dat er geen kruisbestuiving plaatsvindt tussen de stemmingen D. De breakstate zorgt ervoor dat het ongewenste gevoel niet meer aanwezig is. Question 4 of 20 Question 5 of 20 5. De non-verbale kenmerken van visuele mensen zijn: A. Hoofd rechtop, Ogen naar boven, Snelle krachtige bewegingen, Hoge ademhaling, Puntje van de stoel, Zien beelden B. Veel interne dialoog, Horen wat anderen tegen hen zeggen, Commentaar geven op zichzelf C. Ogen zijwaarts, Ademen vanuit midden, Praten in zichzelf, Afgeleid door geluiden, Leren door luisteren, Bewegen langzamer D. Diepe ademhaling, Bewegen langzaam, Fysieke aanraking, “Voelen” anderen aan, Het voelt goed Herinneren met fysiek gevoel Question 5 of 20 Question 6 of 20 6. Wat is dissociatie? A. Dissociatie betekent dat we waarnemen vanuit onze zintuigen. Je zit als het ware in de ervaring en kijkt bijvoorbeeld in een herinnering door je eigen ogen, je hoort wat je toen hoorde, je voelt wat je toen voelde. B. Dissociatie is een teken dat je emotioneel niet in contact bent met jezelf. C. Dissociatie betekent dat we waarnemen vanuit een positie buiten onszelf. Je ziet je zelf in de ervaring. Je ziet jezelf bijvoorbeeld in een herinnering de dingen doen die toen deed, je hoort jezelf denken. D. Dissociatie betekent dat je afstand neemt van je gesprekspartner om zo tijd te hebben om de situatie te herbeoordelen. Question 6 of 20 Question 7 of 20 7. Wat is mapping accross? A. Mapping Across is de techniek waarbij we de daadwerkelijke driver(s) bepalen en vervolgens de submodaliteiten van een interne representatie veranderen om de betekenis van deze interne representatie te veranderen. Dit doen we door de submodaliteiten over te zetten van de ene naar de andere interne representatie. B. Mapping Across is de techniek waarbij we de daadwerkelijke driver(s) bepalen en vervolgens de submodaliteiten van een interne representatie veranderen om de betekenis van deze interne representatie te veranderen. Dit doen we door de submodaliteiten over te zetten van de ene naar de andere externe representatie. C. Geen van alle antwoorden D. Mapping Across is de techniek waarbij we de daadwerkelijke driver(s) bepalen en vervolgens de submodaliteiten van een interne representatie veranderen. Question 7 of 20 Question 8 of 20 8. Wat is de juiste definitie van rapport? A. Rapport is het manipuleren van de ander om dingen tegen de zin in te doen. B. Rapport is een verbinding met je eigen onbewuste zodat je kunt uitstralen dat je er voor de ander bent. C. Rapport is de techniek om iemand anders je aardig te laten vinden. D. Rapport is het vermogen om verbinding te maken met wie en wanneer je maar wilt en een staat waarin je onbewust ontvankelijk bent voor de non- verbale communicatie van de ander. Question 8 of 20 Question 9 of 20 9. Wat bedoelen we met diepte structuur van taal A. De dieptestructuur van taal geeft de betekenis weer. B. De dieptestructuur van taal is de set van beelden, geluiden en gevoelens die vooraf gaat aan de taalkundige ervaring. C. De dieptestructuur van taal bestaat uit de volledige taalkundige weergave van een ervaring. D. De dieptestructuur van taal is het onderliggende patroon Question 9 of 20 Question 10 of 20 10. Wat is associatie? A. Associatie betekent dat we waarnemen vanuit onze zintuigen. Je zit als het ware in de ervaring en kijkt bijvoorbeeld in een herinnering door je eigen ogen, je hoort wat je toen hoorde, je voelt wat je toen voelde. B. Associatie betekent dat we waarnemen alsof we vaneaf en afstandje naar de ander kijken C. Associatie betekent dat we waarnemen vanuit de positie van de ander om zelf een nieuw perspectief te krijgen op specifieke contexten. D. Associatie betekent dat we waarnemen door onze filters. Question 10 of 20 Question 11 of 20 11. NLP is: (geef het beste antwoord) A. NLP is een methode om anderen te veranderen en te beinvloeden B. NLP is een methode om snel te ontdekken hoe wij, als mensen, onze manier van denken en voelen organiseren, onze taal gebruiken en ons gedragen om de resultaten te krijgen zoals wij ze krijgen. C. NLP is een model voor doelgerichte verandering. D. NLP is de studie naar de objectieve ervaring Question 11 of 20 Question 12 of 20 12. Wat zijn de kenmerken van een goed gezet anker? A. Pure, unique, replicable, intense, timely B. Pure, unique, replicable, intense, together C. Power, unique, replicable, intense, timely D. Pure, unique, repetitive, insight, timely Question 12 of 20 Question 13 of 20 13. De non-verbale kenmerken van kinesthetische mensen zijn: A. Veel interne dialoog,Horen wat anderen tegen hen zeggen, Commentaar geven op zichzelf B. Hoofd rechtop, Ogen naar boven, Snelle krachtige bewegingen, Hoge ademhaling, Puntje van de stoel, Zien beelden C. Ogen zijwaarts, Ademen vanuit midden, Praten in zichzelf, Afgeleid door geluiden, Leren door luisteren, Bewegen langzamer D. Diepe ademhaling, Bewegen langzaam, Fysieke aanraking ,“Voelen” anderen aan, Het voelt goed, Herinneren met fysiek gevoel Question 13 of 20 Question 14 of 20 14. Voor welke twee doeleinden kunnen we de vooronderstellingen van taal gebruiken? A. Om te bepalen welk representatie systeem iemand heeft en om iemand NLP heeft geïntegreerd. B. Om te ontdekken wat er in de interne beleving van mensen omgaat en om te bepalen of je het metamodel kunt toepassen. C. Om te kunnen ontdekken of iemand milton of meta taal spreekt en nieuwe interne representaties te creëren bij een persoon. D. Om te ontdekken wat verondersteld wordt in de taal van een persoon en nieuwe interne representaties te creëren bij een persoon. Question 14 of 20 Question 15 of 20 15. Wat zijn de vier basisstappen voor het plaatsen van een anker? A. Stemming, ankeren op de piek, breakstate B. Stemming, ankeren, breakstate C. Stemming, ankeren, test, breakstate D. Stemming, ankeren op de piek, breakstate, test Question 15 of 20 Question 16 of 20 16. Wat bedoelen we met oppervlakte structuur? A. De oppervlakte structuur van taal wordt gebruikt voor snelle en oppervlakkige gesprekken. B. De oppervlakte structuur van taal zijn de emoties die de woorden oproepen. C. De oppervlakte structuur van taal is de diepere betekenis die we geven aan onze woorden. D. De oppervlakte structuur van taal zijn de woorden die we spreken. Question 16 of 20 Question 17 of 20 17. Welke stemming is het meest intens? A. Geconstrueerde stemmingen B. Levendig geassocieerde specifieke herinneringen in het verleden C. Natuurlijk voorkomende stemmingen D. Algemene gegeneraliseerde herinneringen Question 17 of 20 Question 18 of 20 18. Wat is het doel van de metamodel vragen? A. Ze hebben tot doel de weglatingen, vervormingen en generalisaties terug te vinden, recht te zetten en te ontrafelen. B. Ze hebben tot doel om informatie te generaliseren tot iets wat voor iedereen te begrijpen is. C. Ze hebben tot doel om jezelf inzicht te geven in de problemen van een ander om zo gebruik te maken van de informatie en de ander te overtuigen. D. Ze hebben tot doel om de ander inzicht te geven Question 18 of 20 Question 19 of 20 19. De basiskaders van NLP zijn: A. Dit zijn de NLP vooronderstellingen B. Oorzaak & Gevolg, Resultaat vs excuses, Perceptie=Projectie, Verantwoordelijkheid voor eigen resultaat, Mind & Body zijn verbonden C. Oorzaak & Gevolg, Resultaat vs excuses, Perceptie=Projectie, Verantwoordelijkheid voor eigen resultaat D. Oorzaak & Gevolg, Resultaat vs excuses, Perceptie=Projectie, Mind & Body zijn verbonden Question 19 of 20 Question 20 of 20 20. Wat is een Swish? A. Een swish is een anker die leidt naar een betere toekomst B. Een swish is een NLP interventie om beelden te veranderen zodat mensen sneller kunnen leren. C. Het Swish patroon (Swish Pattern) is een techniek op basis van submodaliteiten die geschikt is voor het afleren van minder prettige (kleine) gewoontes en het aanleren van nieuwe gewoontes. D. Een swish is een interventie waarbij de submodaliteiten van het ene beeld over worden gezet op het andere beeld. Question 20 of 20 Loading… [/text_block] [text_block style="style_1.png" align="left"][watupro 1][/text_block] Add Element